zondag 13 december 2015

Kanker de wereld uittrappen

Zomaar een dag in augustus, amper vijftien graden, weinig blauwe lucht en er staat een krachtige wind. Boven mijn hoofd hangt een dreigende, donkere wolk. Je weet wel, zo’n meedrijvende ‘Pink Panther regenwolk’, die uitgerekend mij moet hebben. Zodra die losbarst, is dat vandaag de letterlijke druppel.

“Jij wilde fietsen, dus nu niet zeiken, dúwen met die benen!”, klinkt mijn bitse oppepper. Op de racefiets trap ik me het apezuur. Bladeren dwarrelen rond, ik ontwijk wat afgebroken boomtakken; de chaos van een zomerstorm. Opwarming van de aarde? My ass, dit lijkt eerder een herfstdag in oktober. Eigenlijk is er nu geen lol aan, maar ik móét kilometers maken. Dwangneurose? Nee, ik heb een prima reden: trainen om de Mont Ventoux te kunnen gaan bedwingen. Naar de top met een fraaie gelddonatie voor kankerbestrijding.

De lat leg ik wel vaker hoog en met dit doel voor ogen ligt die op 1909 meter. Ik ben niet het type ‘ja zeggen, nee doen’, dus de gedachte om minimaal een keer over tweeëntwintig kilometer steil asfalt te fietsen, maakt me best nerveus. Toch neem ik me voor om in het zuidoosten van La France alles te gaan geven. Eén dag afzien, één dag ploeteren, één dag pijn lijden. Voor diegenen die iedere dag opnieuw een oneerlijk gevecht aangaan om die klere ziekte te overleven. Voor hen die graag iets actiefs willen doen, maar dat waarschijnlijk niet kunnen.

En ik kan dat wel, gezond en fit - maar ook vreselijk verwend. Een mooi-weer-fietser. Dus klaag ik wat over een mindere zomerdag. Over een fietstocht met, naar mijn smaak, iets te weinig zon en te veel tegenwind.

Sport als symbool voor leven: uitdaging, grenzen verleggen, werken, met altijd momenten van trots, voldoening en genieten. Ik probeer daarom dingen die misschien niet lukken, maar omdat ik nieuwsgierig ben. De poging om iets te ondernemen maakt me gelukkig, ongeacht het resultaat. Zodoende vertrek ik op een vroege ochtend in september naar het dak van de gevreesde berg, vergezeld van een lange renners-polonaise met oranje Colsensation shirts. Vanaf grote hoogte is de zonsopkomst een kleurrijk schouwspel. Ik krijg kippenvel wanneer de top opdoemt, mooi verlicht door de eerste zonnestralen.

Na elf uur bikkelen heb ik de top drie keer bereikt. Gesloopt, maar mijn lichaam herstelt wel weer. In tegenstelling tot velen, voor wie herstel niet vanzelfsprekend is. Mijn stempelkaart is vol, ik ben officieel “Malloot van de Ventoux.” Gek? Reken maar; in 2016 nogmaals. Weer of geen weer!

zondag 22 november 2015

Cold turkey

Vroeg in de ochtend haast ik me naar spoor 3. In mijn broekzak klinkt een onheilspellend signaal. Low battery. Een onrustig gevoel overvalt me, want de oplader ligt thuis. Paniek! Ik herken dit uit mijn rooktijdperk; zin in een sigaret, een shot nicotine, maar... schijt, geen aansteker. Ideaal voor een sfeerverpestend vloekmoment. Heb ik de ene verslaving voor de andere ingeruild? Dag rokershoestje, hallo telefoonhoesje.

Bliep! Het rode meldingsbolletje van Facebook verschijnt. Ik glimlach, de aandacht die ik verwacht, krijg ik. Dit herinnert me aan gedragsonderzoek met apen die anticiperen op genot: knip met je vingers, leer ze op een knop te drukken en beloon ervoor. Het dopamineniveau in de hersenen stijgt. Feestje in het beloningsgebied. Daarna zal dit gebied al worden geactiveerd bij enkel het geluid van knippende vingers. Een aap? Ik? Alleen mijn weelderige borsthaar misschien.

Dagelijks vraag ik me af wat ik ga sharen. Een makkie nu mijn foto’s niet op de gevoelige plaat worden vastgelegd, maar op de ‘ugly chip’. In gedachten had ik mijn toiletbezoek al op social media gepleurd. Zo’n dampende spaghetti ‘after party’ is immers pas écht dope shit. Ik weet me te beheersen. Gelukkig maar. Een foto van mijn ontbijt is veiliger. Mijn ochtendbleke gezicht kleurt prima bij de yoghurt. Bliep! “Eet smakelijk”. Meteen like ik terug. Boks! Mijn vrienden diggen dat. Ze zijn net zo simpel als ik.

De trein arriveert. “Hoiii, net op tijd!” Ik kijk opzij. Een oud-klasgenootje duikt hijgend de coupé in. Het gevaar om op een afschuwelijke manier ontvriend te worden ligt altijd op de loer. Daarom ga ik tegenover haar zitten. Ze is minder knap als op haar profielfoto. Manipulatief wijf. Mijn wijsvinger veegt dwangmatig over het display. Geen meldingen die me smeken om aangetikt te worden. Háár mobieltje bliept vaak. Héél vaak. Wat zal ze zich heerlijk voelen. De dopamine staat waarschijnlijk waterpas achter haar oogbollen. Zij glimlacht. Ik voel me eenzaam.

Het eindsignaal klinkt. Empty battery. Mijn display dooft. Cold turkey, besluit ik en probeer een week zonder. Hoe zou dat voelen? Zoals stoppen met roken? Ik stel mezelf gerust dat ik slechts een sociale gewoontegebruiker ben. Geen probleemgeval en zeker niet verslaafd. Maar wat als ik steeds blijf verlangen naar de euforische meldingsbliepjes? Ik merk dat één oor mijn telefoon in de gaten blijft houden. Zinloos. Het wordt vanzelf makkelijker, herinner ik me. De eerste drie dagen zijn het zwaarst.

vrijdag 25 september 2015

Kali oreksi

“Trappen kreng! Trappen!”, blaf ik luid. De weg is steil, maar ik verdom het om te gaan lopen. Trots? Gezichtsverlies? Nee, ik heb niemand iets beloofd. De Griekse zonnestralen voelen als een warme fleecedeken. Een idyllisch bergdorp kruipt dichterbij en in de schaduw van een oude plataan kom ik boven. Aan de rand van het dorpsplein wacht de traktatie; een weids panorama. Het gammele houten stoeltje kraakt. Verder is het muisstil. Flink geploeterd, maar de voldoening is groot.

De klokkentoren slaat drie keer. Gelukkig de enige minimarkt in het dromerige dorp is geopend. Een koude cola. Héérlijk. Nieuwsgierige ogen van dobbelende Grieken volgen mij. “Waarom ben jij zo nat?” Ik wijs naar mijn fiets. De grootste van het viertal komt langzaam overeind en sommeert mij te gaan zitten. Als een slaaf met een palmtak wappert hij met een krant. De man maakt zich duidelijk zorgen om mijn oververhitte lijf. Een lach kan ik niet onderdrukken. “Straks fiets ik alleen nog maar omlaag!”, stel ik hem gerust.

In de afdaling rem ik abrupt bij een taverne. Een prachtige locatie, net buiten het massatoerisme. Mijn eetlust vraagt om de duurste salade op de kaart. De ogen van de eigenaar twinkelen. Hij garandeert me dat ik de allerbeste ga proeven.

“Kali oreksi”, klinkt het even later. De man gaat tegenover me zitten, slaat zijn armen over elkaar en geniet zichtbaar als ik van de zongedroogde groenten smul. Lekker! En veel. Aan doggybags doe ik niet, dus neem ik alle tijd voordat ik zeven euro afreken.

Hij kijkt naar zijn handen. Groot als kolenschoppen. Melancholisch vertelt hij over zijn levenswerk, zijn taverne. Iedere steen sjouwde en metselde hij zelf. Hard werken. Ook in de keuken. Iedere dag. Zijn blik wordt droevig. Hij vervloekt de all inclusive hotels. Die gaan hem zijn kop kosten. Gefrustreerd roept hij dat toeristen rommel krijgen voor hun geld. Aangeslagen gooi ik er flauw uit dat ik iedereen naar zijn taverne zal sturen. Hij glimlacht, schudt zijn hoofd en gooit zijn armen wanhopig in de lucht.

Zijn machteloosheid is voelbaar. Als afleidingsmanoeuvre zeg ik dat ‘zijn’ Corfu zo prachtig is. Mijn favoriete fietseiland om heerlijk te verdwalen. Ik beloof terug te komen en een zomer later doe ik dat. De taverne staat in een verwilderde tuin. Enkele achtergelaten blauwe stoeltjes geven een mistroostige aanblik. Sommige ruiten zijn stuk. Het witgekalkte ‘for sale’ bevestigt alles. Mijn ogen worden vochtig. Waar ben je nu? Ik hoop dat het goed met je gaat. Yamas.

woensdag 24 juni 2015

Weet je nog

Weet je nog, dat jij me zei,
zittend aan het water, waarin het zonlicht doofde,
dat we later, heel veel later, voor altijd samen zouden zijn,
en dat je mij dit beloofde

En niemand zou van me houden, zoals jij dat kon,
en niets zou je weerhouden, want de wind verjaagt de storm,
weet je nog

Jij wist van niets, ik schreef je uren,
starend naar herinneringen, in het verleden gevangen,
ik heb ze nooit, nee nooit, durven versturen naar jouw hart,
die stille woorden van verlangen

Dat niemand van je zou houden, zoals ik dat kon,
en niets zou me weerhouden, want de wind verjaagt de storm,
weet je nog

Het was die keer dat jij me aankeek,
de wind door je haren, maakte het herfstweer minder sober,
je ogen traanden, lachende tranen, waardoor de wereld mooier leek,
en het werd zomer in oktober

En niemand zou van me houden, zoals jij dat kon,
en niets zou je weerhouden, want de wind verjaagt de storm,
weet je nog

Maar jij moest weg, naar een ander leven,
waar mensen schreeuwen, maar ik ze toch niet kan verstaan,
en ik blijf hier, mijn hoofd niet hier, omdat jij me had gezegd,
dat ik niet met je mee kon gaan

Maar niemand zal van je houden, zoals ik dat kan,
en niets zal me weerhouden, want de wind verjaagt de storm,
weet je nog

zondag 19 april 2015

Nikita (Column versie voor Metronieuws)

“Knappe vent die jouw hart weet te stelen...“ Zomaar een kort berichtje aan een oogverblindend mooie vrouw in een online-dating etalage. Oneliners werken vaak goed, net als geheimzinnigheid. Ik geef mezelf niet snel bloot. Ze mag mijn bladzijden pas lezen, als ze de kaft heeft geopend. Dit keer heb ik een andere reden voor deze openingszin. Want welke man zal zich niet geïmponeerd voelen? Ambitieuze doelstellingen, prachtig blond koppie en 1 meter 80 lang. Met platvoeten nota bene. In de supermarkt ontmoet ze ‘hem’ niet. Haar droomvent zit waarschijnlijk thuis achter de computer, profielen te checken.

In geforceerde ontmoetingen geloof ik niet echt. Toch blijft de verleiding bestaan. Waarom? Omdat ik mijn levenspartner in het dagelijks leven maar niet ontmoet. Work, eat, sleep, repeat. En ik sport veel. Ook is de aanspreekdrempel op zo’n site laag. En niemand ziet het wanneer je op een afschuwelijke manier wordt genegeerd na een virtuele flirtpoging.

Ik ben niet snel verliefd. Misschien te kieskeurig? Een gevolg van onzekerheid, schijnbaar. Maar zijn alle kieskeurige mensen dan onzeker? Voor filosoferen is nu geen tijd. Dat kan ik overigens veel beter met een slok alcohol op. Nu ben ik broodnuchter en enorm gefocust op het prachtige profiel van Nikita. Althans, zo noemt ze zichzelf. Misschien heet ze anders als ze niet op jacht is.

Vandaag voel ik me Elton John. Je herinnert je zijn videoclip van Nikita vast wel. Anders ben je waarschijnlijk na 1985 geboren. Of je hebt wat gemist in je muzikale opvoeding. Check ‘m dan alsnog. Elton kijkt in twee ijsblauwe ogen en niet alleen hij was destijds betoverd. Of hij haar veroverd heeft en of ze nog samen zijn, weet ik niet. Ik kijk geen RTL Boulevard.

Nu, dertig jaar later, heb ik mijn eigen Nikita fantasie. Elton maakte foto’s van zijn droomvrouw. Ik heb een makkie, mijn hippe Nikita heeft selfies op haar prikbord gepost. En ze woont niet in het verre Rusland met een doodgeknuppeld beest op haar hoofd.

Is het zoals een vacature? Zoekt ze de meest ideale kandidaat? Degene die zich niet laat afschrikken en flink bluft, krijgt de baan. In dit geval haar eeuwige liefde. Wat heb ik te verliezen? Met haar high heels is ze bijna even groot als ik op platte sneakers. Dat is waarschijnlijk wat ze wil. Een lange man. En dat ben ik. Het overige positieve is mooi meegenomen.

Een onwaarschijnlijke verrassing; ik krijg een leuk interesseberichtje terug! Ik vertrouw op mijn oneliners en daarom besluit ik ervoor te gaan met nog minder woorden: “Welke supermarkt? Hoe laat?”

maandag 13 april 2015

Crazy tourist

“Morgen ga jij boeken. Wij brengen je naar Schiphol.” Het is feest en de eerste glazen bier remmen mijn angst. Alleen op vakantie, proost! Dit idee had ik al langer maar de drempel naar het reisbureau was te hoog. Daar kijken ze me vast verbaasd aan. Alleen? Is dat niet heel raar? Doemscenario’s en ik gaan vaker onaangenaam hand in hand. Kon ik nu maar aangeschoten binnenlopen, in voorpretstemming.

Morgen is inmiddels vandaag geworden. Ik ben nerveus maar loyaal aan mijn eigen belofte, dus binnenkort zit ik alleen op het vliegveld, alleen in het vliegtuig, alleen op een Grieks eiland. Mijn hart bonst. Ik weet dat ik het niet kan uitstaan als ik niet durf. Daarom zet ik door. Ik herinner me een spreuk van Loesje: ‘Leven, het meervoud van lef.’ Veel origineler dan het clichématige verlaten van je comfortzone. Op reis dus. De angst druk ik ver onderin mijn koffer.

De reisagente zucht diep. “Hoezo, niet naar wens? Je vertrekt overmorgen, veel is al volgeboekt, je hebt weinig keus!” Haar lippenstift is net iets te ver voorbij haar linker mondhoek geschminkt. Het matcht goed bij de klonterige mascara en haar verwaaide kapsel. Ik kan ‘t niet laten om zenuwachtig te grinniken. Ze vindt me vast geen leuke klant. Twee dagen voor vertrek stel ik allerlei hoge eisen aan mijn verblijf onder de Griekse zon. Natuurlijk weet ik waarom: mijn angstige gedachten smeken me of ik thuis wil blijven en ik betrap mezelf erop dat ik stiekem hoop dat de vlucht al vol zit.

Touchdown! Met klamme handen klap ik mee – het zal de adrenaline zijn. Als een warme föhn waait de wind over het eiland, er hangt een heerlijk zoete geur. Bij mijn appartement is het ontvangst hartelijk, en er staat een fiets. Top, ik ben graag actief. Met een koud biertje staar ik naar het groene glooiende landschap. De heuveltoppen blijken een magneet. Als kind klom ik altijd al graag. Fiets, bergen, zon. Prima ingrediënten.

Voor het eerst klim ik de heuvels in en ervaar de beloning: prachtige panorama’s, dromerige oude dorpjes, vriendelijke locals en heerlijk omlaag zoeven na het pittige klimmen. Als een vogel zo vrij. Ik leer om met aandacht te kijken naar alles om me heen. Nu kan ik zelfs genieten van een eenzame rode klaproos, hoog op een berg. Het is waar dat alles mooier wordt als je er hard voor moet werken.

Een Griekse herder noemt me crazy tourist. Ik geef hem gelijk; hier vrijwillig rondfietsen is gekkenwerk. Maar nu ploeter ik graag. Ploeteren voor geluk. Lef, ik ben je dankbaar!

zaterdag 21 maart 2015

Beurtbalkje

Herken je dit? Je staat onder de douche. Het stromende warme water maakt een kalmerend geluid. Je voelt je veilig en ontspannen. Voorlopig wil je er niet onderuit. Dat is hoe ik me nu voel. Mijn douchecabine is volledig beslagen en de buitenwereld lijkt ver weg. Als ik voor de derde keer mijn oksels inzeep, weet ik het zeker; vermijdingsgedrag. Want mijn armholtes ruiken inmiddels echt wel fris.

Ik moet naar de supermarkt, maar mijn lichaam protesteert. Een irrationele angst overvalt me. Met mijn lege maag zal ik vele verleidingen moeten weerstaan. Maar bij de kassa wacht de grootste uitdaging op me. Want daar liggen de beurtbalkjes. Een vreselijk woord, vind ik. Met hemelse stimulatie hebben ze niets te maken. Misschien bedacht als valkuil voor de inburgeringscursus? Een balkje zonder gebruiksaanwijzing. Maar iemand zal dat ding toch moeten neerleggen. Een sociale interactie die geen duidelijke regels kent. Geen houvast. Daar word ik nerveus van.

Aan boodschappenlijstjes doe ik niet. Ik ben een man, stronteigenwijs en vertrouw op mijn visuele geheugen. Zodoende staat er scherp op mijn netvlies een kleurrijk gerecht. Kleuren bevorderen de eetlust. Van pasta tricolore eet ik daarom altijd veel. Ook als ik het niet als een waar kunstwerkje serveer. Een keukenprins ben ik niet en zelfs mijn hond haalt zijn neus soms op. Hij weet instinctief wanneer zijn brokken de betere keus zijn. Ik ga echt nog eens een kookcursus volgen, maar vooralsnog hou ik mezelf prima in leven.

Een discussie over zo’n beurtbalkje. Te erg, ik weet het. Maar vandaag ga ik ervoor. Mijn boodschappen staan op de kassaband. Ik voel mijn hart bonken. De klant voor me kijkt verkrampt naar de kleine ruimte tussen haar yoghurtpak en mijn pastasaus. Zij wil die vast niet gaan afrekenen. Mijn handen worden klam. De boodschappen schuiven langzaam vooruit en ik verdom het om een balkje achter haar boodschappen te leggen. Ze mag het lekker zelf doen. Flauw hè?

Te laat! Mevrouwtje klaagt dat de pastasaus niet van haar is. De ogen van de kassière zoeken een beurtbalkje. Het ligt er niet. Hardop roep ik dat sommige mensen niet begrijpen waar die balkjes voor bedoeld zijn. Brutaal predik ik mijn eigen regel; je legt zo’n ding altijd achter je eigen boodschappen. Heel eenvoudig. Met haar kin in de lucht druipt ze af. Hautaine trut. Mijn ego wordt flink gestreeld, omdat ik gelijk krijg van de dames achter mij. Zo trots als een aap met zeven lullen verlaat ik de winkel. Wat ik al zo vaak had willen roepen is er eindelijk uit! Held!

donderdag 19 februari 2015

Nikita

“Knappe vent die jouw hart weet te stelen...“ Dit is waarschijnlijk mijn kortste bericht ooit aan een oogverblindend mooie vrouw in een online-dating etalage. Mannen gebruiken maar weinig woorden en originele oneliners zijn vaak doeltreffend. Geheimzinnigheid werkt meestal goed, dus geef ik mezelf niet meteen bloot. Ze mag m’n bladzijden pas lezen als ze de kaft geopend heeft. Maar dit keer belandde mijn spontane openingszin om een heel andere reden in haar mailbox. Ik maak namelijk geen schijn van kans bij haar. En ik vraag me af welke man zich niet geïmponeerd zal voelen door haar ambitieuze doelstellingen, prachtig blonde koppie en 1 meter 80 lang. Met platvoeten nota bene. In de supermarkt komt ze ‘hem’ maar niet tegen, schrijft ze. Dus misschien zit haar droomvent gewoon thuis achter de computer, profielen te checken.

Eigenlijk geloof ik al lang niet meer in een geforceerde ontmoeting via een datingsite. Toch blijft de verleiding bestaan, om mezelf zo nu en dan weer eens te presenteren. Waarom? Omdat ik mijn grote liefde in het dagelijks leven maar niet lijk te ontmoeten. Work, eat, sleep, repeat. En in mijn vrije tijd sport ik veel. En die reden lees ik ook vaak op de profielen van de naar liefde hunkerende dames. Bovendien is de aanspreekdrempel op zo’n site lekker laag. Dat niemand het ziet als je op een afschuwelijke manier wordt genegeerd na een eerste virtuele flirtpoging, voelt ook een stuk veiliger. Vrouwen worden overspoeld met reacties. Ik neem het ze dan ook niet kwalijk als ze niet reageren op mijn avances. Ze hebben het al druk genoeg. Ik begrijp dat.

Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik niet snel verliefd ben. Veel mensen vinden me kieskeurig. Misschien ben ik dat ook. Kieskeurigheid schijnt overigens een gevolg van onzekerheid te zijn. Maar zijn alle kieskeurige mensen dan ook onzeker? Stof tot nadenken. Nu even niet. Filosoferen kan ik overigens veel beter met een slok alcohol op en nu ben ik broodnuchter. Nuchter, maar ook zeer gefocust op het prachtige profiel van Nikita. Althans, zo noemt ze zichzelf. Misschien heeft ze een andere naam als ze niet aan het jagen is.

Sinds drie maanden heb ik pianoles. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik me vandaag een soort van Elton John voel. Je herinnert je zijn videoclip van Nikita vast wel. Zo niet dan ben je waarschijnlijk na 1985 geboren. Anders laat je geheugen je zwaar in de steek of je hebt heel wat gemist in je muzikale opvoeding. Kijk ‘m dan alsnog. Zelden worden er videoclips gemaakt die je een leven lang niet meer vergeet. Elton kijkt in twee ijsblauwe ogen en niet alleen hij was destijds onder de indruk. Ik kan me niet herinneren of hij haar uiteindelijk veroverd heeft. In een muziekvideo van amper vier minuten moet je wel een heel snelle jongen zijn natuurlijk. Misschien zijn ze dolgelukkig samen. Geen idee, RTL Boulevard kijk ik niet.

De bril van Ad Visser staat overigens ook nog haarscherp op m’n netvlies. En dat terwijl een rookmachine de markante oud-presentator van Toppop destijds achter een dichte mist probeerde te verstoppen. Akelig, hoe indrukken van vroeger in je geheugen gegrift kunnen worden. Maar nu is het 2015 en ik heb m’n eigen Nikita gevonden om mijn wildste fantasieën op los te laten. Geen virtuoos pianospel. Mijn vingers doen heel andere dingen. Elton maakte foto’s van zijn droomvrouw. Ik heb een makkie, mijn hippe Nikita heeft selfies op haar prikbord gezet. En laat ze nou in Rotterdam wonen en niet in het verre Rusland met een doodgeknuppeld beest op haar hoofd.

Het onverwachte is gebeurd; Nikita heeft een bericht terug gestuurd! Omdat ze mijn profiel interessant vindt. Compleet verrast blader ik nog eens door haar imposante leven. Heb ik iets gemist? Heeft ze een houten been? Haar werk als architect, is haar way-of-life, haar hobby, haar passie. Ze beschrijft hoe ze als zestienjarig meisje naar Moskou is afgereisd en binnenkort weer gaat voor een zakenreis. Een studiereis naar Japan staat ook op de planning. Door naar Milano voor een architectuur expo. Omdat Nederlands haar derde taal is, heeft ze een paar spelfouten gemaakt. Ze verontschuldigt zich ervoor. Lief. Maar die kleine schoonheidsfoutjes vallen amper op tussen het opvallend dure taalgebruik. Als ik lees dat ze Griekenland noemt als mogelijke zonvakantie verander ik in een hypere stuiterbal. Ik ben een man met een passie voor die zonnige eilanden, waarvan ze vast alles wil weten. Een man met een passie is reuze interessant. In gedachten ben ik haar gids. Laten we gaan verdwalen, ik ken de weg. Yamas!

Nee.. ik gok erop dat deze stoot met mij haar tijd niet zal verknoeien. Bovendien heeft ze niet zoveel met sport, carnaval en overige bierfeesten. Maar misschien is het net als bij een vacature; ze zoekt de meest ideale kandidaat. Een man die dus niet bestaat. En degene die zich niet laat afschrikken, maar zichzelf erdoorheen bluft, krijgt de baan. In dit geval haar eeuwige liefde. Maar met zo’n vrouw aan m’n zijde zal ik altijd op m’n tenen moeten lopen. Ik kijk nu al tegen haar op. Toch besluit ik dat ik niets te verliezen heb. Een snelle rekensom laat zien dat ze met haar high heels precies even groot is als ik op platte sneakers. Dat is waarschijnlijk alles wat ze zoekt in een man. Een lange man dus. En dat ben ik. Al het overige positieve is gewoon mooi meegenomen. Ik ben inmiddels gaan vertrouwen op mijn oneliners en daarom besluit ik ervoor te gaan met nog minder woorden dan de eerste: “Welke supermarkt? Hoe laat?”