vrijdag 25 september 2015

Kali oreksi

“Trappen kreng! Trappen!”, blaf ik luid. De weg is steil, maar ik verdom het om te gaan lopen. Trots? Gezichtsverlies? Nee, ik heb niemand iets beloofd. De Griekse zonnestralen voelen als een warme fleecedeken. Een idyllisch bergdorp kruipt dichterbij en in de schaduw van een oude plataan kom ik boven. Aan de rand van het dorpsplein wacht de traktatie; een weids panorama. Het gammele houten stoeltje kraakt. Verder is het muisstil. Flink geploeterd, maar de voldoening is groot.

De klokkentoren slaat drie keer. Gelukkig de enige minimarkt in het dromerige dorp is geopend. Een koude cola. Héérlijk. Nieuwsgierige ogen van dobbelende Grieken volgen mij. “Waarom ben jij zo nat?” Ik wijs naar mijn fiets. De grootste van het viertal komt langzaam overeind en sommeert mij te gaan zitten. Als een slaaf met een palmtak wappert hij met een krant. De man maakt zich duidelijk zorgen om mijn oververhitte lijf. Een lach kan ik niet onderdrukken. “Straks fiets ik alleen nog maar omlaag!”, stel ik hem gerust.

In de afdaling rem ik abrupt bij een taverne. Een prachtige locatie, net buiten het massatoerisme. Mijn eetlust vraagt om de duurste salade op de kaart. De ogen van de eigenaar twinkelen. Hij garandeert me dat ik de allerbeste ga proeven.

“Kali oreksi”, klinkt het even later. De man gaat tegenover me zitten, slaat zijn armen over elkaar en geniet zichtbaar als ik van de zongedroogde groenten smul. Lekker! En veel. Aan doggybags doe ik niet, dus neem ik alle tijd voordat ik zeven euro afreken.

Hij kijkt naar zijn handen. Groot als kolenschoppen. Melancholisch vertelt hij over zijn levenswerk, zijn taverne. Iedere steen sjouwde en metselde hij zelf. Hard werken. Ook in de keuken. Iedere dag. Zijn blik wordt droevig. Hij vervloekt de all inclusive hotels. Die gaan hem zijn kop kosten. Gefrustreerd roept hij dat toeristen rommel krijgen voor hun geld. Aangeslagen gooi ik er flauw uit dat ik iedereen naar zijn taverne zal sturen. Hij glimlacht, schudt zijn hoofd en gooit zijn armen wanhopig in de lucht.

Zijn machteloosheid is voelbaar. Als afleidingsmanoeuvre zeg ik dat ‘zijn’ Corfu zo prachtig is. Mijn favoriete fietseiland om heerlijk te verdwalen. Ik beloof terug te komen en een zomer later doe ik dat. De taverne staat in een verwilderde tuin. Enkele achtergelaten blauwe stoeltjes geven een mistroostige aanblik. Sommige ruiten zijn stuk. Het witgekalkte ‘for sale’ bevestigt alles. Mijn ogen worden vochtig. Waar ben je nu? Ik hoop dat het goed met je gaat. Yamas.